Openbaar vervoer
De commissie heeft het bezwaar behandeld dat was ingediend tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 11 juni 2024 om de Utrechtse openbaar vervoer-concessie te verlenen aan Transdev voor zover het betrof bus en tram vervoer in de stad Utrecht en omgeving.
Dergelijke aanbestedingen voor het openbaar vervoer worden slechts eens in de tien jaar uitgevraagd en dus was deze zaak ook voor de commissie een bijzondere. Zowel wat betreft de inhoud als wat betreft het proces. Bij een dergelijke procedure mag niet alle informatie met alle partijen worden gedeeld. De stukken die bij een inschrijving worden ingediend, zijn veelal vertrouwelijk van aard. De commissie heeft aan de hand van de door bezwaarmaker aangevoerde argumenten beoordeeld of (1) sprake was van een irreële inschrijving door Transdev, of (2) het college nader onderzoek zou moeten uitvoeren naar aanleiding van de door bezwaarmaker naar voren gebrachte argumenten op basis waarvan volgens bezwaarmaker aan de haalbaarheid van de inschrijving van Transdev moest worden getwijfeld. Vervolgens is de commissie ingaan op de vraag of (3) er een motiveringsgebrek kleefde aan het bestreden besluit.
Wat adviseerde de commissie?
De commissie heeft geadviseerd de bezwaren ongegrond te verklaren. Gedeputeerde Staten hebben dit advies in hun beslissing op bezwaar overgenomen. Bezwaarmakers Qbuzz BV en Qbuzz Groningen Utrecht BV waren het niet eens met het nieuwe besluit en hebben eind 2024 jaar beroep ingesteld bij het College van beroep voor het bedrijfsleven tegen de beslissing op bezwaar. De uitspraak van het CBb wordt in 2025 verwacht.