Voor
meer
informatie
en links
Naar
volgende
paragraaf
Waarom sport- en beweegbeleid gericht op lhbtiqa+?
We streven naar een sportwereld waarin diversiteit wordt gevierd, daarom is inzicht in deze specifieke groep mensen binnen gemeenten belangrijk. Lhbtiqa+ is een afkorting. De letters staan voor: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse, queer en aseksueel. Het gaat hierbij om vormen van seksuele oriëntatie, gender en fysiologische sekse karakteristieken. Behalve deze opsomming zijn er nog meer vormen die niet heteroseksueel of cisgender zijn, dat is waar de + voor staat. Met cisgender wordt bedoeld dat iemands genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht: bijvoorbeeld een man die zich als man identificeert.
Er zijn geen officiële cijfers, maar de verwachting is dat de groep lhbtiqa+ personen groot en divers is. Dat blijkt onder andere uit de LHBT-monitor (SCP, 2022). Uit deze monitor blijkt dat 5,6 procent van de volwassenen zich aangetrokken voelt tot iemand van hetzelfde geslacht. Ofwel, ongeveer 1 op 20 tot 21 personen is lesbisch, homoseksueel of biseksueel. En schattingen over het aantal intersekse personen variëren van 1 op de 200 tot 1 op de 90 personen (Movisie, 2022).
In dit hoofdstuk lees je meer over de sport- en beweegdeelname van lhbtiqa+ inwoners. Het lijkt er niet op dat zij minder sporten, maar aandacht voor een veilig sportklimaat voor lhbtiqa+ personen is echter nog altijd nodig. We lichten toe welke knelpunten lhbtiqa+ sporters ervaren.
Gebruik de pijltjes in de oranje kolom om eenvoudig door de verschillende paragrafen te bladeren, de menubalk onderin voor de hoofdstukken of gebruik de uitklapbare navigatie bovenin om direct naar een onderwerp te gaan.
2
Naar
volgende
paragraaf
Naar
vorige
paragraaf
2.1
Voor
meer
informatie
en links
Sportdeelname van lhbtiqa+personen
Uit CBS-cijfers blijkt dat de sport- en beweegparticipatie van lesbische, homoseksuele en biseksuele-personen (als onderdeel van de totale lhbtiqa+ doelgroep) niet onder lijkt te doen voor die van heteroseksuele personen. Als het gaat om wáár mensen sporten, is er wel een verschil te zien (Movisie, 2023).
In de LHBT-monitor (2022) en de handreiking Naar een gelijk speelveld voor lhbtiqa+ sporters (2023) komt naar voren dat heteroseksuele mannen vaker actief zijn in clubverband dan homoseksuele mannen. Mede vanwege de angst voor homofobie kiezen homomannen vaker voor ‘veilige’ omgevingen zoals fitnesscentra of sportverenigingen voor homoseksuele/lesbische mensen. Zij mijden voetbal en andere ‘macho-’ of team- en contactsporten omdat ze verwachten niet te worden geaccepteerd. Lesbische vrouwen zijn juist sterker vertegenwoordigd in sportverenigingen dan in de algemene sportdeelname.
De genoemde handreiking van Movisie (2023) gaat ook in op de sportdeelname van transgender- en intersekse personen. Betrouwbare cijfers over hun sportdeelname zijn er niet. Wel blijkt dat transgender personen vaker kiezen voor een individuele sport. Er zijn geen aanwijzingen dat de sportdeelname van lhbtiqa+ personen in de provincie Utrecht verschilt van bovenstaand beeld.
In de oranje balk aan de linkerzijde zie je een link-button. Hier kun je de genoemde bronnen op deze pagina raadplegen. Deze bronnen bevatten nog veel meer nuttige informatie.
Naar
volgende
paragraaf
Naar
vorige
paragraaf
2.2
Voor
meer
informatie
en links
Lhbtiqa+ sporters die sporten in groepsverband krijgen regelmatig te maken met negatieve reacties op hun seksuele oriëntatie. Uit de handreiking Naar een gelijk speelveld voor lhbtiqa+ sporters (Movisie, 2023) komt naar voren dat lesbische, homoseksuele en biseksuele-sporters (als onderdeel van de totale lhbtiqa+ doelgroep) de volgende negatieve ervaringen hebben:
63% van heeft ooit te maken gekregen met algemene grappen of opmerkingen over homoseksualiteit;
50% met persoonlijk gerichte grappen of opmerkingen;
41% met onbegrip;
32% met uitschelden/naroepen;
14% met lichamelijk geweld.
Het rapport van Movisie (2023) gaat ook in op de acceptatie en discriminatie in de sport van transgender en intersekse personen. Zo blijken de meeste transgender personen die actief zijn in groepsverband zich daar geaccepteerd te voelen. Hoewel er ook tegelijkertijd veel transgender personen zijn die negatieve reacties krijgen op hun transgender-zijn. Van intersekse sporters is bekend dat zij net als transgender sporters drempels kunnen tegenkomen binnen de sport, zoals onbegrip van medespelers en discussies over hun kleedkamergebruik.
Hoe is de situatie in de provincie Utrecht?
Zover bekend is alleen onderzoek gedaan in de gemeente Utrecht. Zij hebben onderzoek laten doen onder hun sportverenigingen (Mulier Instituut, 2023). In dit onderzoek geeft 43% van de verenigingsbestuurders aan dat grappen of negatieve opmerkingen over homoseksualiteit voorkomen op hun sportverenging. Dat is meer dan landelijk (24%). Net als landelijk komen dergelijke opmerkingen en grappen bij (semi-)individuele takken van sport in verhouding minder vaak voor. Hoewel de verenigingsbestuurders homonegativiteit verafschuwen, zien zij dit gedrag niet als discriminatie. Dit lijkt er mee te maken te hebben dat bijvoorbeeld het woord ‘homo’ dikwijls als scheldwoord wordt gebruikt.
Acceptatie en discriminatie van lhbtiqa+ sporters
Naar
vorige
paragraaf
2.3
Voor
meer
informatie
en links
Discriminatie in de sport wordt weinig gemeld, of het nu gaat om discriminatie op grond van afkomst, huidskleur, geloofsovertuiging of seksuele voorkeur. Er kan onder meer gemeld worden bij een antidiscriminatiebureau (zoals Art.1 Midden-Nederland), de politie, Meld.Online Discriminatie.nl, de (kinder)ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens.
Art.1 Midden-Nederland heeft in de afgelopen jaren weinig meldingen ontvangen over discriminatie in de sport, maar in 2021 is het aantal meldingen wel opvallend hoog (32 meldingen in 2021, 7 meldingen in 2020 en 12 meldingen in 2019). Het is vooral opzienbarend aangezien er vanwege de coronapandemie minder werd gesport en publiek vaak niet was toegestaan.
Dat bestuurders van sportverenigingen weinig melding maken van discriminatie, zien we bijvoorbeeld ook terug in het eerdergenoemde onderzoek onder Utrechtse sportverenigingen (Mulier Instituut, 2023). Bestuurders lijken discriminatie niet altijd te (h)erkennen. Slechts enkele verenigingen hebben wel eens melding gedaan bij de sportbond of politie van een discriminerende gebeurtenis. Vaak proberen ze het zelf op te lossen.
Meldingen van discriminatie in de sport
Voor
meer
informatie
en links
2
Naar
volgende
paragraaf
Waarom sport- en beweegbeleid gericht op lhbtiqa+?
We streven naar een sportwereld waarin diversiteit wordt gevierd, daarom is inzicht in deze specifieke groep mensen binnen gemeenten belangrijk. Lhbtiqa+ is een afkorting. De letters staan voor: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse, queer en aseksueel. Het gaat hierbij om vormen van seksuele oriëntatie, gender en fysiologische sekse karakteristieken. Behalve deze opsomming zijn er nog meer vormen die niet heteroseksueel of cisgender zijn, dat is waar de + voor staat. Met cisgender wordt bedoeld dat iemands genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht: bijvoorbeeld een man die zich als man identificeert.
Er zijn geen officiële cijfers, maar de verwachting is dat de groep lhbtiqa+ personen groot en divers is. Dat blijkt onder andere uit de LHBT-monitor (SCP, 2022). Uit deze monitor blijkt dat 5,6 procent van de volwassenen zich aangetrokken voelt tot iemand van hetzelfde geslacht. Ofwel, ongeveer 1 op 20 tot 21 personen is lesbisch, homoseksueel of biseksueel. En schattingen over het aantal intersekse personen variëren van 1 op de 200 tot 1 op de 90 personen (Movisie, 2022).
In dit hoofdstuk lees je meer over de sport- en beweegdeelname van lhbtiqa+ inwoners. Het lijkt er niet op dat zij minder sporten, maar aandacht voor een veilig sportklimaat voor lhbtiqa+ personen is echter nog altijd nodig. We lichten toe welke knelpunten lhbtiqa+ sporters ervaren.
Gebruik de pijltjes in de oranje kolom om eenvoudig door de verschillende paragrafen te bladeren, de menubalk onderin voor de hoofdstukken of gebruik de uitklapbare navigatie bovenin om direct naar een onderwerp te gaan.
Voor
meer
informatie
en links
Sportdeelname van lhbtiqa+personen
In de LHBT-monitor (2022) en de handreiking Naar een gelijk speelveld voor lhbtiqa+ sporters (2023) komt naar voren dat heteroseksuele mannen vaker actief zijn in clubverband dan homoseksuele mannen. Mede vanwege de angst voor homofobie kiezen homomannen vaker voor ‘veilige’ omgevingen zoals fitnesscentra of sportverenigingen voor homoseksuele/lesbische mensen. Zij mijden voetbal en andere ‘macho-’ of team- en contactsporten omdat ze verwachten niet te worden geaccepteerd. Lesbische vrouwen zijn juist sterker vertegenwoordigd in sportverenigingen dan in de algemene sportdeelname.
De genoemde handreiking van Movisie (2023) gaat ook in op de sportdeelname van transgender- en intersekse personen. Betrouwbare cijfers over hun sportdeelname zijn er niet. Wel blijkt dat transgender personen vaker kiezen voor een individuele sport. Er zijn geen aanwijzingen dat de sportdeelname van lhbtiqa+ personen in de provincie Utrecht verschilt van bovenstaand beeld.
In de oranje balk aan de linkerzijde zie je een link-button. Hier kun je de genoemde bronnen op deze pagina raadplegen. Deze bronnen bevatten nog veel meer nuttige informatie.
Uit CBS-cijfers blijkt dat de sport- en beweegparticipatie van lesbische, homoseksuele en biseksuele-personen (als onderdeel van de totale lhbtiqa+ doelgroep) niet onder lijkt te doen voor die van heteroseksuele personen. Als het gaat om wáár mensen sporten, is er wel een verschil te zien (Movisie, 2023).
Naar
volgende
paragraaf
Naar
vorige
paragraaf
2.1
Lhbtiqa+ sporters die sporten in groepsverband krijgen regelmatig te maken met negatieve reacties op hun seksuele oriëntatie. Uit de handreiking Naar een gelijk speelveld voor lhbtiqa+ sporters (Movisie, 2023) komt naar voren dat lesbische, homoseksuele en biseksuele-sporters (als onderdeel van de totale lhbtiqa+ doelgroep) de volgende negatieve ervaringen hebben:
63% van heeft ooit te maken gekregen met algemene grappen of opmerkingen over homoseksualiteit;
50% met persoonlijk gerichte grappen of opmerkingen;
41% met onbegrip;
32% met uitschelden/naroepen;
14% met lichamelijk geweld.
Het rapport van Movisie (2023) gaat ook in op de acceptatie en discriminatie in de sport van transgender en intersekse personen. Zo blijken de meeste transgender personen die actief zijn in groepsverband zich daar geaccepteerd te voelen. Hoewel er ook tegelijkertijd veel transgender personen zijn die negatieve reacties krijgen op hun transgender-zijn. Van intersekse sporters is bekend dat zij net als transgender sporters drempels kunnen tegenkomen binnen de sport, zoals onbegrip van medespelers en discussies over hun kleedkamergebruik.
Hoe is de situatie in de provincie Utrecht?
Zover bekend is alleen onderzoek gedaan in de gemeente Utrecht. Zij hebben onderzoek laten doen onder hun sportverenigingen (Mulier Instituut, 2023). In dit onderzoek geeft 43% van de verenigingsbestuurders aan dat grappen of negatieve opmerkingen over homoseksualiteit voorkomen op hun sportverenging. Dat is meer dan landelijk (24%). Net als landelijk komen dergelijke opmerkingen en grappen bij (semi-)individuele takken van sport in verhouding minder vaak voor. Hoewel de verenigingsbestuurders homonegativiteit verafschuwen, zien zij dit gedrag niet als discriminatie. Dit lijkt er mee te maken te hebben dat bijvoorbeeld het woord ‘homo’ dikwijls als scheldwoord wordt gebruikt.
Acceptatie en discriminatie van lhbtiqa+ sporters
Voor
meer
informatie
en links
Naar
volgende
paragraaf
Naar
vorige
paragraaf
2.2
Voor
meer
informatie
en links
Naar
vorige
paragraaf
2.3
Art.1 Midden-Nederland heeft in de afgelopen jaren weinig meldingen ontvangen over discriminatie in de sport, maar in 2021 is het aantal meldingen wel opvallend hoog (32 meldingen in 2021, 7 meldingen in 2020 en 12 meldingen in 2019). Het is vooral opzienbarend aangezien er vanwege de coronapandemie minder werd gesport en publiek vaak niet was toegestaan.
Dat bestuurders van sportverenigingen weinig melding maken van discriminatie, zien we bijvoorbeeld ook terug in het eerdergenoemde onderzoek onder Utrechtse sportverenigingen (Mulier Instituut, 2023). Bestuurders lijken discriminatie niet altijd te (h)erkennen. Slechts enkele verenigingen hebben wel eens melding gedaan bij de sportbond of politie van een discriminerende gebeurtenis. Vaak proberen ze het zelf op te lossen.
Discriminatie in de sport wordt weinig gemeld, of het nu gaat om discriminatie op grond van afkomst, huidskleur, geloofsovertuiging of seksuele voorkeur. Er kan onder meer gemeld worden bij een antidiscriminatiebureau (zoals Art.1 Midden-Nederland), de politie, Meld.Online Discriminatie.nl, de (kinder)ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens.
Meldingen van discriminatie in de sport